Reisverslag naar Limburg.
Na een uitermate fijne fietsvakantie heen en weer naar Renesse, vorig jaar, besloten de vrouw en ik om ons te wagen aan een wat uitgebreidere tocht. Weer naar de zee vonden we een voorspelbaar vooruitzicht en na wat breinstormen besloten we dat het Limburg moest worden. Veel heuvels, rare mensen en zelfs wat bergjes. Met onze oude fietsen richting heuvels en bergjes vonden we echter niet zo'n puik idee. We gingen dit keer voor elektrisch. De vrouw ging bellen met fietsverhuurbedrijven. Uiteindelijk kwam ze verrassend uit bij de VVV te Dordrecht. Tien dagen huur voor driehonderd euro, dat was nog niet zo gek. We planden het vertrek op zaterdag 12 juni. Er was nog twee weken tijd om wat zaken te plannen. Hondje Bruno mocht bij de aanleunmoeder, twee vriendinnen verzorgden de katten Dali en Mindy. Ondertussen gingen we speuren op de site van 'Vrienden op de fiets'. Een organisatie waar je voor een redelijke prijs een simpele kamer kunt huren. Het is altijd een verrassing bij wie je terecht komt, het kan mee of tegenvallen. We wilden niet alles vol plannen en na enig zoekwerk vonden we drie tuinhuisjes en een slaapkamer met douche bij mensen thuis, bij elkaar genoeg voor de eerste vier dagen dus. Het werd een Tour de Limbo met etappes in Brabant en Limburg. Dag één ging naar Zijtaart, dag twee naar Ospel, dag drie naar Elsloo en de vierde dag ging naar Eys. Dag één werd de langste reis, 85 kilometer naar Zijtaart.
Dag 1
Vol goede moed vertrokken we op zaterdagmorgen naar de VVV om onze fietsen op te halen. De vriendelijke mevrouw gaf wat uitleg en al snel stonden we thuis om onze fietstassen achterop te gespen. Alles paste moeiteloos en we vertrokken richting de pont van Kop van 't Land. We zoefden de provinciale weg op en waren precies op tijd om de veerpont op te rijden. Dat was al lekker meegenomen. We kabbelden de rivier over richting het Brabantse land. Op de oever aangekomen haalden we de koffie uit de tassen en gingen met het Google maps meisje de route uitstippelen. Dat werd vrij simpel. Eerst maar via Werkendam, richting Sleeuwijk. We stapten op en sjeesden de Bandijk over. De elektrische fietsen deden hun werk. Acht standen snelheid, we reden het grootste deel op vijf en de fietsen leken welhaast te galopperen. Vlak voor Werkendam beval het Google meisje ons plots om rechtsaf te gaan. Het leek onlogisch maar ja, hier al eigenwijs gaan lopen doen leek mij een slecht idee. We reden een prachtig natuurgebied in en werden naar de halte van een pontje gedirigeerd. Via een grindpad kwamen we na een minuut of twintig bij een idyllisch plekje waar de pont zou moeten liggen. Van een pont echter geen enkel spoor. Na een paar minuten kwam er een man de bosjes uit fietsen. Hij vertelde dat er sinds jaren geen pontje meer voer. We gingen maar weer aan de koffie en de vrouw ging ondertussen de man interviewen. De man begon al snel zijn levensverhaal te vertellen, ik ging ondertussen kijken hoe we in godsnaam weer terug kwamen in Werkendam. Het was nog een flink stuk naar Zijtaart. Zestig kilometer. De man had nog een leuke grap in petto. Wat is het verschil tussen een Werkendammer een foto? Zijn antwoord was: 'Een foto is ontwikkeld'. Met deze enorm flauwe grap was ons humeur weer helemaal opgeklaard en we gingen vol goede moed weer op pad met het Google meisje. Na een paar honderd meter en tien keer keer om zette ik haar op mute. Gek werd ik van die stem.
Na een dwaaltocht van een kilometer of zes kwamen we weer terug op de Bandijk. De vrouw zag een bord met knooppunten. Dat was handiger dan Google vertelde ze. Dat had ze van René Kerkhoven gehoord. De vrouw kruiste de drukke Bandijk en ging op het bord de goede knooppunten zoeken. Na een paar seconden kwam er een oud stel op racefietsen naast staan. Ik stond nog aan de overkant in de volle zon en zag de vrouw druk gebaren met de fietsers. Na een paar minuten ging ik maar eens poolshoogte nemen. De vrouw was druk aan het kletsen met de fietsers die Limburgs waren. De auto's raasden op korte afstand voorbij.
Ik vertelde dat ik een nieuwe route had gekregen van het Google meisje. De vrouw wisselde nog wat recepten voor vlaaien uit en we gingen maar weer eens fietsen. We kwamen na vier pogingen Werkendam uit en naderden Woudrichem. 'Zullen we even bij het kasteeltje kijken, riep de vrouw.' Dit leek mij niet zo handig. We hadden nog een kilometer of zeventig voor de boeg langs Brabantse dorpjes. En we kwamen door dorpjes, langs boerderijtjes, suffe meanderende ellenlange wegen tussen te kleine boompjes in. Het landschap viel mij wat tegen. Ondertussen waren we via een omleiding bij een spoorweg al drie keer in conclaaf geweest met het Google meisje. Maar we hielden de moed er in. We hadden een tip gekregen van onze katten oppasseressen dat vestigstadje Heusden erg mooi was met veel terrassen.
Na wat doorbikkelen kwamen we aan bij Heusden. Een prima stadje dus om ons eerste terrasje te pakken. We keken naar het dorpsplein wat volkomen afgeladen was. We besloten om een bankje bij de haven te zoeken en dat vonden we ook. De laatste restjes lunch kwamen de tas uit. Broodjes bal, koffie en cola. Ik keek naar beneden de haven in. Zestien jachtjes, twee grote boten met dronken gezinnen en wat eenden. Om ons heen wat oude kanonnen een molen en talloze mensen met rollators. Ik zette een open blikje cola naast de handtas van de vrouw en binnen drie seconden woei het halfvolle blikje op een onverklaarbare manier de tas in. Telefoons, opladers, snoepjes en nog wat losse attributen van een damestas dreven in de cola. Eindelijk lekker vloeken. Kolere, het is niet te geloven. Wat een toestand weer. Alles eruit gehaald en het tasje uitgespoeld met onze laatste fles water. Na het ruimen van de zooi gingen we eens kijken of we de knooppunten app konden installeren, en ongelooflijk, het lukte. Dit beloofde handig te worden. We kregen een hele route met stippen te zien en gingen zoals gebruikelijk vol goed moed verder. Na vier kilometer sloeg de app af. Weer gekut. Ik het Google meisje weer wakker gemaakt en we reden een paar kilometer goed tot we weer bij borden met knooppunten kwamen. De vrouw wilde weer op borden met knooppunten kijken. De app werkte weer eventjes. Ze ging nu de getallen van de knooppunten op haar arm schrijven. Gekmakend. Maar we waren al op de helft. Via de getallen 64, 78 en 83 kwamen we aan bij een bosrijk gebied. Dat ging best wel grappig met die getallen. Ik had het Google meisje maar weer eens het zwijgen opgelegd.
Nu via het getal 44 richtig Elshout en Drunen. Vervolgens kwamen op een fietspad van elf kilometer lang terecht. We zetten de turbo op acht en vlogen door de Drunense bossen richting Vught. Vanaf Vught was het nog maar vijfentwintig kilometer naar Zijtaart. De zon werd steeds sterker en ook ons optimisme. Onderweg kwamen we langs Boxtel. Een terrasje pakken in Boxtel, een droom kwam uit. Het dorpsplein zat vol. We parkeerden onze elektrische beesten tegenover een luidruchtige kroeg en keken vol verlangen naar een leeg plekje bij de plaatselijke Italiaan.
We ploften neer. En dan nu zo snel mogelijk een pizza naar binnenwerken met een megalading ansjovis. Een plaatselijke Casanova kwam aan ons tafeltje met een ontnuchterende vraag of wij gereserveerd hadden. Nee. 'Sorry mensen we zitten de komende twee maanden vol', was het antwoord. Mijn ouwe god. Ik keek om mij heen en links voorin het plein zat een alleraardigst snackbarretje: 'Karremans'. Ik wenkte naar de vrouw en we beenden als hongerige Mexicanen de snackbar in. Een berenklauw, een broodje kroket, drie patat en drie cola. Een beetje vet konden we wel gebruiken. Een uitermate vriendelijk en guitig meisje kwam binnen vijf minuten met ons vetpakket aanbenen. Daar zaten we dan, op een prachtige plek in Brabant lekker uit etende in de zomerzon. De vreemde tongvallen rolden alom rond ons heen. Na een ferme plas van de vrouw in het snackbartoilet klommen we de fietsen op en doken honderd meter verder de plaatselijke Albert Heijn binnen. We sloegen biefstuk in, pasta, sla, wijn en een sixpack bier. Het was nog een uurtje naar Zijtaart. Feest. We belden de verhuurster dat we rond vijf uur zouden arriveren en gingen op pad.
Bij het dorpje Olland een paar kilometer verderop was een wegomlegging waardoor we een kwartier in een nieuwbouwwijk verdwaalden. Toch het Google meisje maar weer aangezet. En jawel en toch, klokslag vijf uur arriveerden we in Zijtaart. We naderden een bospad richting een rijtje vadsige boerderijen. Bij de veertigste boom en derde kabouter linksaf. Daar moest het zijn.
Er liep een rijzige vrouw op een erf met grijze krullen tussen een aantal kippen door. Achterin stond een pittoresk zeskantig bouwval. Hier moest het wel zijn en jawel. Na een hartelijk welkomstwoord van de vrouw die Els bleek te heten, werden we richting een tuinhuisje cq puinhuisje gedirigeerd. De vrouw werd wild enthousiast.
We parkeerden de fietsen bij een stopcontact en hapten nog even naar wat adem. We kregen een rondleiding door linksdraaiende moestuinen via brandnetelpaniek richting het hoogtepunt. Het toiletgebouwtje. Drie vierkante meter schimmelgeluk met een weifelend boilertje. Alle ontlasting moest biologisch verwerkt worden vanwege een ontbrekende riolering. De grote boodschap moest dus na gedane zaken afgedekt worden met houtsnippers en de muggen en de bacteriën zou er zich vanzelf over ontfermen.
Dat kon er na vijfentachtig kilometer nog wel bij. We gingen ook nog even kijken in het puinhuisje zelf. We openden de deur. Ik keek in het rond. Meterslange gele elektrobuisjes, zestien stopcontacten, vier stapelbedden, acht kruisspinnen, een brandgevaarlijk plafonddoek, acht vochtvreters, mierenlokdozen en een koelkast. Hier is de koelkast zei de gastvrouw enthousiast. Igor slaapt hier soms ook. 'In de koelkast?', grapte ik. “Nee hoor, maar Igor is er vandaag waarschijnlijk niet', antwoordde ze. 'Het kookstel niet gelijk met de boiler aanzetten anders slaan de stoppen uit'. 'Oké komt goed', antwoordde ik. Ik liet de ruimte nog eens goed op mij inwerken en voelde aan de stapelbedden. Keiharde matrassen, lekker spartaans.
Ik zette wat water op, en een koekenpan en begon voortvarend aan de maaltijd. Ravioli, biefstukreepjes en grotchampignons. De vrouw ging zich opfrissen en even later hoorde ik haar gillen. Het toilet dacht ik. Maar het was de douche die plotseling koud werd. De elektrische plaat deed het wel deed het niet deed het wel en uiteindelijk was het eten klaar. Op de buitenplaats stonden drie totaal verweerde picknicktafels, wat roestige stoeltjes en een stuk tractor, dus aten we maar binnen. Na het eten gingen we nog wat sterren kijken met een lekker muziekje erbij, de eerste reisdag doornemen.
Na vijf minuten kwam Igor aanfietsen of iets wat op Igor leek. Hij stapte af en begon ogenblikkelijk luidkeels te bellen met een accent dat richting Oostblok klonk alhoewel ik daar natuurlijk ook geen specialist in ben. Ik was wat bevreesd dat Igor bij ons zou moeten slapen maar gelukkig had ik de vrouw bij mij. Uiteindelijk gingen we iets verderop tussen wat tractoronderdelen zitten. We zetten the Cure op met het speakertje op zeven. Lost in a forest klonk toepasselijk. Een halve maan scheen tussen de hoge bomen door. Een kwartiertje later zagen we Igor richting toilet lopen, hij had eindelijk opgehangen. Na een paar minuten kwam hij mompelend naar buiten en verdween achter het puinhuis. Ging hij in de moestuin slapen? Had hij elders nog een huisje? Kwam hij vannacht alsnog bij ons slapen? Rond middernacht slopen we het huisje in, gelukkig geen spoor van Igor. We vielen als een blok in slaap.
Ik schrok om kwart over vijf in de ochtend klaar wakker. Merels, vinken, duiven en andere vogels die ik nog nooit had gehoord floten de trommels uit mijn oren. Mijn ouwe god wat was dat mooi! Ik huppelde naakt richting het bos om een nadere studie te doen naar mijn spirituele vragen en piste tegen een oeroude boom. De muggen waren echter ook al wakker dus ik verliet de diepgaande gedachten en klom mijn stapelbed weer in. Na vijf minuten was ik weer in slaap maar toen begon de vrouw te klagen over mijn gesnurk. Ze sliep vijf meter verderop. Ik klampte mij aan het matras en schoof een extra dekbed over mij heen en startte een klein gebed.
Een hazenslaapje verder klonk de opgewekte stem van de vrouw. Ze ging alvast kakken in de moestuin en daarna douchen. Rond half negen zou het ontbijt gebracht worden. De vrouw kwam terug, ik ging douchen en bekeek de ruimte. Onderin de afvoer was een mooi rechthoekig gaatje. Ik pak mogelijkheden als ze er zijn. Geen langpootmug op mijn rug of stank van Igor die mijn dag zou verzieken. Ik hurkte en perste een perfecte staaf op de vloer, verzon een applaus en tikte met mijn grote teen de ochtendboodschap rechtstreeks de rechthoek in. Shit man, hole in one. Na dit walgelijke openingsshot van de dag werd het tijd voor het ontbijt. We mochten het ontbijt zelf samenstellen. Er lag voor een weeshuis aan eten in de keuken. Er lag ook nog beleg van Igor in de koelkast, een open pakje spekreepjes en wat beschimmelde kaas. Dit lieten we maar links liggen. Els kwam gebakken eitjes brengen. Heerlijk.
We pakten vervolgens de tassen weer in en liepen naar Els om af te rekenen. Vijftig euro totaal, een schijntje voor zoveel inspiratie. De vrouw ging vervolgens tot slot Els nog even interviewen.
De vrouw wist Els binnen drie minuten aan het huilen te krijgen. Els had het momenteel niet makkelijk en had het vroeger ook niet gemakkelijk gehad, de toekomst van Els zou ook niet gemakkelijk worden. Toch wensten we haar alle mogelijke wonderen toe. Na het drogen van tranen en uitzwaaien vertrokken we naar de tweede stop. Het plaatsje Ospel, waar wederom een tuinhuisje op ons wachtte...
Dag twee en drie
Een mooie route op de kaart leek het, van Zijtaart naar het ons totaal onbekende Ospel. Een lullige vijftig kilometer op de Stella Lady Bikes. De vrouw had alvast via de website knooppuntje allemaal knooppunten op haar onderarm gekalkt. Ik moet bekennen dat het handig was én de vrouw zag er plotseling uitermate stoer uit. De temperatuur was tot vijfentwintig graden gestegen. Ik was al uitermate nieuwsgierig waar de kinken in de kabel zouden verschijnen. We reden Zijtaart uit, keihard windje mee, het was elf uur in de ochtend. We beleefden een krankzinnig eerste uur waarin we geen enkele maal verkeerd reden. De knooppuntjes vlogen ons om de oren, We zetten de Stella Lady's op standje tien, we zweefden welhaast en haalden met gemak wat bejaarde racefietsers in. Het begon bijna op vakantie te lijken. Om dit feit te vieren maakten we op advies van de vrouw een stop bij een heus fietscafé. Ik dacht al aan bier maar het bleek bij nadere beschouwing een uitgestorven terras bij een kinderboerderij te zijn. We werden begroet door een opdringerige herdershond met in zijn kielzog een vrouwelijke man, wat de bedrijfsleider van de uitspanning bleek. We bestelden appeltaart met koffie en bij het uitserveren begon de vrouw aan haar eerste interview van de dag. De vrouwelijke man kwam uit Helmond, was een neef van Arie Ribbens, hij had in Ibiza samengewoond met Hans Klok, hij was nu al acht jaar vrijgezel en werkte hier met verstandelijk beperkte dieren. Waarvan akte. Ontgoochelend.
We stapten op en onder een luid geblèr van twintig verwarde geiten rolden we richting Nuenen, Mierlo en Someren. Na wat gekloot met een wegomlegging kwamen we opeens in het fraaie Asten terecht. Het dorpspleintje hing vol oranje vlaggetjes, het was twee uur in de middag, de sfeer zat er al goed in. En zelfs de terrassen waren bij Gods gratie open op zondag in Asten. We kozen voor een lunch bij eetcafé 'De Grutter'. Twee kaas tosti's en twee pestosoep met tomatensmaak gevuld met prei en wat melige gehaktballetjes. Én twee cola om het weg te spoelen. De vrouw maakte nog wat foto's. Als flitsend meisje had zij in haar sportieve verleden hier nog de Kennedymars gelopen. Ze startte een gesprek met de serveerster, die pas geslaagd was voor de Havo en ik ging maar alvast binnen afrekenen. We doken nog even de plaatselijke Plus supermarkt in voor bier, wijn, lasagne en wederom biefstuk. Het was nog maar een kilometer of veertien naar Ospel. Mijn shirtje ging uit en we vlogen door een kaal lauw landschap. Van heuvels of bergen nog geen enkel spoor. We passeerden minicamping De Kokmeeuw en kwamen via de Witte Kwakweg aan bij een grote boerderij. We reden om de hoeve heen en kwamen op de achterplaats terecht. We werden warm verwelkomt door een opgewekte dame, Janny. Ik keek om mij heen. Een prachtige oerboerderij, grote strakke heggen, enorm strakke gazons, achterin strakke moestuinen en een strak weiland met twee dikke pony's. In het midden van het strakke geheel stond een een piepklein sprookjesachtig bungalowtje. Dat moest ons huisje zijn hoopte ik. 'Dit is jullie huisje', zei Janny. 'O wauw' zeiden de vrouw en ik in koor. 'Wat geweldig'. Het huisje inlopend herhaalden we dit nog een keer of tien.
'Gaan jullie jezelf maar installeren, dan kom ik zo wat te drinken brengen', zei Janny. 'Willen jullie een lekker koud biertje?' Dit was de jackpot der vragen. Janny ging even weg, we pakten de fietstassen uit en maakten het huisje ons huisje. Een heerlijke douche, tof keukentje en een super bed. Even later kwam Janny met een dienblad aanlopen. Ze zette het op tafel. Twee schaaltjes vanille ijs op slagroomsoesjes met aardbeien en frambozen en daarnaast twee steenkoude Schultenbrau. Dit was beter dan kaviaar. 'Jullie kunnen ook voetbal kijken op de televisie vanavond' zei Janny. Ze legde ons uit waar we moesten zijn en beende richting de boerderij. We verorberden de lekkernijen en spreidden vervolgens een kleed op het gazon en gingen eens even flink verder genieten. De vrouw ging vervolgens de pony's aaien, er kwam een rode kat kopjes halen en onbekende vogeltjes vlogen tegen de zon in. We luierden onszelf een siësta in. Dit waren uren en beelden om te onthouden.
Tegen de avond ging de vrouw die natuurlijk ontzettend mijn lief is de tafel dekken. Even later lag er lasagne en wat stukken biefstuk op de borden. Tegen negenen gingen we richting de televisie, voetbal kijken. De man van Janny, Frans, wachtte ons op en legde de afstandsbediening uit. Onze oranje mannen wonnen de wedstrijd en we gingen na sterren staren naar bed. Om vijf uur werd ik wederom wakker van het gefluit van vogels maar dit keer draaide ik mij om, tot ik wakker werd van de geur van koffie. De vrouw was zoals gebruikelijk al druk in de weer. Het ontbijt, van alles, met veel aardbeien en frambozen, werd om half negen gebracht. Rond tien uur stonden de fietsen weer bepakt en bezakt en werd het tijd voor het eerste interview van de dag. Janny hield net als de vrouw van vragen en kletsen dus we vertrokken een uurtje later. Uiteindelijk vertrokken we tegen elven richting Elsloo.
Wederom zo'n vijftig kilometer verder. Dit zou toch ook wel een makkie moeten worden. De temperatuur was gestegen naar achtentwintig graden. We kregen behoefte aan verkoeling. Dat kwam goed uit want op de kaart had ik al gezien dat de Maas en het Julianakanaal ons pad zouden kruisen. Ik keek nogmaals op de kaart en zag dat Maasbracht een pittoresk plaatsje moest zijn met uitzicht op de Maas en wellicht strandjes. 'We pakken het Google meisje wel weer', riep ik overmoedig. Met volle snelheid gingen we weer onderweg. Via de snelweg A2, de provinciale weg, hobbelige bospaden en een haarspeldbocht door industriegebieden kwamen we via Graethem en Panheel aan bij Maasbracht. Wat ons niet bracht wat wij hadden verwacht.
Twee spuuglelijke koeltorens, scheepswerven en teringherrie all over the place. Een soort mini Botlek. De vrouw vluchtte een Aldi in om wat salade en koele drankjes te halen, na een kwartiertje kwam ze zoals gebruikelijk vrolijk aanhuppelen. De temperatuur ging richting de dertig graden. Zo snel mogelijk Maasbracht uit en een plekje zoeken bij water. Wat voor water maakte niet uit, zolang we er maar met de voeten in konden. We waren gelukkig al snel de kleine hel uit en gingen het Google meisje maar weer eens volgen. In de gauwigheid had ik gezien dat we een heel lang recht stuk langs het Julianakanaal moesten fietsen.
Ergens zou er wel een paadje zijn tot het kanaal. Na een paar kilometer prikkeldraad met schapen erachter doemde een parkeerplaatje met een soort natuurgebiedje op. We zagen een man met een grote camera de bosjes uitkomen. Vreemd. We zetten de fietsen tegen een hekje aan en gingen de bosjes in. We roken het water al. Na wat brandnetelgekut en takken wegtrekken kwamen we aan bij een rivier. 'Is dit nu weer de Maas?', verzuchtte ik. De oever lag vol met ganzenstront en pluisjes van bomen. Ik keek naar de overkant en voelde de eerste mug al in mijn rug steken. 'Mooi hier hé, zei de vrouw. 'Nou, zei ik, idyllisch, schilderachtig'. Ik ging kijken of ik een plekje kon vinden om het water in te gaan. Overal keien, netels, kroos en stront. De vrouw had intussen een vrolijk picknickkleed uitgespreid onder een boom. Ik sloeg een daas uit mijn nek en ging er maar eens lekker bijzitten. Het zweet gutste van onze lijven. Er stak gelukkig een briesje op die echter allerlei pluisjes los maakte uit de boom. We zaten al snel onder de puisjes en ook het eten was niet veilig voor de pluisjes. Mijn ouwe god zeg. We sloten de picknick. Liever fietsen in de volle zon dan nog één seconde in deze natuurhel vol dansende pluisjes verblijven. Ik keek op de routeplanner. Knooppunten waren hier niet nodig. Het was één lange streep langs het Julianakanaal met halverwege en knikje, een dik uur fietsen. We gingen weer op pad. Richting Ohé en Laak én Born.
Een spuuglelijke route in een verzengende hitte het leek wel een groene woestijn. Uiteindelijk kwamen we vlakbij Born bij een sluis terecht. Volgens het Google meisje moesten we rechtsaf en natuurlijk volgde ik haar advies. Na vijftig meter moesten we weer terug van haar. Dus wij weer terug. Vervolgens was er een afslag naar een pad waar het bordje 'Eigen terrein' opstond. Op advies van de vrouw toch maar het pad 'Eigen terrein' opgereden. Het zag er niet uit als fietspad maar het was wel lekker dicht bij het water. Wellicht konden we dan ook nog het water in. Het Google meisje protesteerde ook niet. Na een kilometertje of twee doemden de eerste brandnetelstruiken op. Ik keek de verte in en zag dat het pad verderop helemaal was dicht gegroeid. Na lichte protesten van de vrouw en tegensputteren van het Google meisje keerden we weer om.
We kwamen tenslotte weer uit bij de eerst genomen afslag en daar heb ik het Google meisje hardhandig uitgezet. Via een enorme zand uitgraving kwamen we op een of andere manier in een buitenwijk van het gehucht Nattenhoven terecht. Hoe was het mogelijk. Er liep een stevig metal meisje met groen haar een bril en tatoeages die een onduidelijk hondje uitliet. De vrouw ging de weg vragen. Volgens het meisje konden we het beste het grindpad iets verderop nemen dat langs het kanaal liep, het was nog een kilometer of zes. De vrouw ging vervolgens nog even naar de betekenissen van de tatoeages vragen en waar het hondje vandaan kwam. Een Roemeens hondje was het, de tatoeages hadden een spirituele achtergrond en ze deed een opleiding tot dierenartsassistente. Waarvan akte.
Een kwartiertje later gingen we weer. Nog een grindpad van zes kilometer, waarom ook niet. Na een paar kilometer kwamen we acht puberjongens tegen bij een oud scheepsdok. De vrouw ging een praatje maken. De jongens gingen indruk maken en sprongen van het dok af, vijf meter naar beneden. 'Nu u, mevrouw!' klonk het vanuit het water. De vrouw aarzelde even maar gelukkig kon ik haar met één blik overtuigen om zeker nu even geen domme dingen te doen. Nadat de jongens uit de Maas waren geklauterd ging de vrouw weer vragen stellen. 'Waar zijn de meisjes en dergelijke'.
Een kwartiertje later gingen we weer verder tot we uiteindelijk een paar honderd meter verder bij een viaduct aankwamen. Onder het viaduct zaten vier jongens te blowen. 'Wat een vreemde buurt is dit', zei de vrouw. ' Nou mevrouw ik kom uit Beverwijk maar zelfs ik vind het hier raar', zei één van de jongens. Na deze boeiende conversatie gingen we op advies van de blowende jongens de brug over. Ik zette het Google meisje maar aan voor het laatste stukje, dat moesten we natuurlijk niet mis rijden. We gingen de brug over en gingen net zo lang links en rechts in een buitenwijkje tot we weer terug bij de brug waren. We waren compleet uitgeput. Om ons heen kijkend zagen we een terras. Waarschijnlijk waren we een paar minuten van het logeeradres maar we waren wel even helemaal klaar met zoeken. 'Ik kan niet meer', zeiden we tegelijk.
We parkeerden de fietsen en ploften neer op het terras. 'Café De Dikke Stein'. We bestelden bier, drie glazen met ijsblokjes en gingen eens lekker onze nekjes en voeten koelen. Na nog meer bier en ijsblokjes legde de serveerster ons vervolgens de te volgen route uit. We moesten weer terug de brug over, dan links en rechts tot het plaatsje Meers, gemeente Elsloo. Afgekoeld en wel gingen we vastberaden naar ons logeeradres. En heel verrassend we reden goed, passeerden de blowende jongens bij de brug en reden licht juichend de goede straat in. Naar een kamer bij mensen in huis, wel met eigen bad en toilet. We werden heel vriendelijk ontvangen door Dick en Puck en installeerden ons. Een enorm fijn huis met een mooie grote tuin waar wij ook gebruik van mochten maken. We gingen vervolgens nog even eten halen in het nabijgelegen plaatsje Stein. In een ontzettend lelijk winkelcentrum vonden we een Subway. Ik zette mijn tanden in een broodje Mexicaanse gehaktzooi met geilepenis pepers en begon spontaan weer te zweten. Daarna ging ik alleen de Jumbo in voor koud bier. Er lag alleen nog een sixpackje Bavaria en wat verdwaasde mixdrankjes.
We besloten vervolgens nog even het terrasje van de afgelopen middag opzoeken. We gingen de brug zoeken en kwamen een kasteeltje tegen, de vrouw ging even wat mooie foto's maken. Intussen was ik weer eens enorm gedesoriënteerd. We kwamen na het kasteeltje bij een driesprong terecht. Ik zag een fietspad wat deels langs een snelweg liep, die hadden we eerder gezien dus dat stukje gingen we nemen. Dat zou wel weer bij de brug uitkomen. Het fietspad liep uiteindelijk uit naast de snelweg maar er zou wel snel een afslag komen.
Na een poosje zagen we borden welkom in België. Ik kon mijn lachen niet houden. 'Nu rijden we door ook!' schreeuwde de vrouw achter mij. We namen na drie kilometer de eerste afslag bij een plein met een oude Buffalo tank, we zagen ook water. En jawel hoor, wij weer richting water. 'Jezus, is dit nou weer de Maas' riep ik vragend. En jawel. We vonden een boothelling die schuin het water inliep. De vrouw werd wild enthousiast, trok alles uit en ging eindelijk maar eens een lekker potje naakt zwemmen. Ik spreidde ons picknickkleed en zou er zo ook maar eens induiken. Ik klikte eerst maar eens een Bavaria open en nam de omgeving in mij op. Vanuit mijn ooghoeken zag ik een bord bovenaan de boothelling en ging maar eens kijken wat er opstond.
Er stond: As uitstrooien hier toegestaan. 'Lieverd riep ik, 'Je moet thuis even de entiteiten van je afdouchen, anders slapen we voorlopig niet alleen'.
We konden weer eens flink lachen. We dronken wat en keken naar de overkant waar Nederland lag. De vrouw ging wéér uit de kleren, het water in. Een Labrador liep plots mee het water in. 'Hallo, zei de vrouw'. De Labrador zei niets. 'Hallo', zei een andere vrouw, blijkbaar het bazinnetje van de hond. De vrouwen raakten in een geanimeerd gesprek en ik gooide een paar keer een stok naar de hond tot het bier op was. Ik keek op mijn telefoon naar de tijd. Bijna negen uur, wilden we het terras nog halen dan moesten we benen gaan maken. De vrouwen gingen knuffelend uiteen. De vrouw maakt heel snel vrienden.
We vertrokken enigszins haastig weer naar Nederland, wat een toestand. 'Café De Dikke Stein' lonkte. Nog drie kwartier voordat het dicht zou gaan. We waren gelukkig al snel weer terug in Nederland maar al even snel belandden we op een totaal onbekend grindpad langs water. Wéér water. Na een paar honderd meter de weg maar weer gevraagd. Wij weer terug. Daarna een steile heuvel op. En jawel. Halverwege hield de accu op. Stijgingspercentage was zo'n tien procent, heerlijk. Dit was het hoogtepunt van vandaag, dacht ik. We vroegen de weg maar weer. Wij weer terug naar het water, de vrouw wilde de rechts, ik links en na wat omzwervingen kwamen we via het vragen aan een oude boer weer bij onze oude vertrouwde brug terecht. Om tien voor tien kwamen we volkomen verrot aan bij het terras, met veel moeite mochten we meedoen met de laatste ronde. Gezellig.
Er zaten nog zeven mensen die er waarschijnlijk heel vaak komen. Mijn lief begon een praatje met een man. Jean. Jean zat naast Alice. Jean is 73 jaar en Alice is zijn tante, zij is 93 jaar. Jean zorgt voor Alice. Hij is ook verschillende malen met haar naar Lourdes geweest. Daarom is zij ondanks haar COPD nog zo fit. De overige mensen op het terras keken veelvuldig op hun horloge. Jean had Corry Konings nog gezien toe ze onbekend was, in een dancing in Antwerpen. De dancing was de tijd vooruit, met een draaiende dansvloer. Jean ging er ieder weekend naartoe met zijn vrienden op de brommer. Ze moesten dan de pont nemen et cetera en op een of andere manier kwam Jean plotseling uit op het onderwerp Corona. Jean bleef maar oreren, tot zelfs de vrouw het genoeg vond. 'Jean, we zijn op vakantie en willen lekker lachen, dus hou het luchtig alsjeblieft'. Een wonder geschiedde. Jean stopte even met praten. Vervolgens vroeg hij waar we vandaan kwamen. Ik keek om mij heen en zag dat alle andere mensen al vertrokken waren. 'Jean, ik zou hele verhalen kunnen vertellen maar we moeten voor het donker thuis zijn,' zei ik. De vrouw regelde nog twee biertjes voor op de kamer. We slingerden met onze laatste krachten naar ons logeeradres, kletsten nog even over koetjes en kalfjes met onze gastheer- en vrouw en vielen bovengekomen als een granieten blok in slaap. Even opladen, morgen naar Eys.
Dag vier
Na een heerlijk ontbijt, natuurlijk met aardbeien erbij, vertrokken we monter richting het hooggelegen plaatsje Eys, dichtbij Gulpen. Een omgebouwd wachthuisje naast een spoorlijn wachtte op ons. Naar Eys fietsen was een kippenstukje, een kilometer of dertig maar wel heuvelachtig met steile stukken. We lieten het Google meisje lekker uitslapen en gingen weer via de knooppunten rijden. Eindelijk hadden we een goede app, een meisje die ook de route uitsprak maar dan heel zwoel in het Belgisch. Na een paar kilometer zagen we zowaar heuvels en daarachter lagen nog meer heuvels. Heel veel meer was er niet te zien. We passeerden de prachtige plaatsnamen Schimmert en Klimmen en reden richting de eerste stop. Voerendaal. Vlak voor Voerendaal vroeg het knopenmeisje lichtbezorgd: 'Zit je nog wel goed?'. En verdraaid, we zaten verkeerd maar werden dit keer al snel en vriendelijk gecorrigeerd. Geen 'Keer om' maar die hele lieve stem met dat licht bezorgde 'Zit je nog wel goed?'. Die wil je wel mee op reis. Voerendaal dus. Een alleraardigst plaatsje met wat kastelen en een winkelcentrum. We kozen zonder aarzelen voor het winkelcentrum. En dan met name een terras. We ploften neer onder een flinke parasol bij 'De Koffiemuuele' een alleraardigst koffietentje tegenover een leeg plein.
Het was elf uur in de ochtend, nog erg vroeg voor ons doen. We waren pas één keer verkeerd gereden en om dat te vieren bestelden we de lokale specialiteit. Vlaai. Twee vlaaien, natuurlijk met aardbeien erbij én met een megaberg slagroom. De kwaliteit was geweldig, de vrouw kreeg het recept mee. Ze stapte vervolgens nog even de lokale Lidl binnen en ging salade halen en bier voor in de middag. Na Voerendaal voerde de weg over steeds steilere stukken, we naderden nu echt Zuid-Limburg. De Stella Lady's kwamen nu enorm van pas maar we kwamen er achter dat we voorwielaandrijving hadden, terwijl we toch echt een middenmotor hadden besteld. De voorwielaandrijving in combinatie met de loodzware fietsen maakten het klimmen een aardige opgave. Inmiddels was de temperatuur boven de dertig graden gekomen. We gingen de Kikkerberg op, een enorm steil dingetje waar haast geen eind aan leek te komen. We namen het lichtste verzet en het grootste accuvermogen. Ik hoorde de vrouw achter mij, hijgend en grommend, we vielen nog net niet achterover. Met veel pijn en moeite kwamen we boven aan.
Na de klim wachtte een enorm steile afdaling. Ik kwam er achter dat ook de remblokjes niet echt geschikt waren voor dit werk. Als ware bejaarden gingen we met piepende remmen naar beneden, ondertussen werden we gek genoeg voorbij gereden door echte bejaarden op racefietsen. Ondertussen reden we niet verkeerd, alhoewel we het gerustellende stemgeluid van het Belgische knopenmeisje goed hadden kunnen gebruiken. 'Zit je nog wel goed?' We gingen wat later weer een steil bergje op, de Kuitenberg, het zweet gutste uit onze lijven. Vijftien procent stijging. 'Jezus, wat een toestand, schreeuwde ik'. Weer een steile afdaling en jawel, we werden wederom ingehaald door keuvelende bejaarden met flitsende helmpjes op. De vernedering was compleet. Verderop kwamen we nog wat muilezels tegen, de vrouw wilde de muilezels voeren en een praatje met hen maken. Een kwartiertje later gingen we weer. Gelukkig waren we hierna al snel bij ons huisje net buiten het plaatsje Eys. Een oud stationnetje met een wachthuisje ernaast waar wij zouden overnachten.
De verhuurster had de sleutels in een muurkluisje gedaan. We toetsten de code twintigtwintig in en pakten de sleutels. 'Wat een leuk huisje', riepen we verrukt in koor. We gingen ons weer eens installeren, dit was de kers op de taart. Een koelkast met flesjes cola, kaas, aardbeien. Een oventje met afbakbroodjes ernaast. Een lekkere douche en een mooi slaapkamertje. Het huisje grensde aan een vrij drukke weg maar dat donderde niet. De vrouw ging lekker douchen en al vroeg aan het bier. Er bleek ook soms nog een stoomtreintje het stationnetje aan te doen, we hoopten natuurlijk vandaag ook. Verder was het uitzicht prachtig, op een valleitje en er vlogen veel zwaluwen. Ik liep wat heen en weer over het spoor, trok mijn shirtje uit en ging tenslotte in het zonnetje zitten. De vrouw trok nog een biertje open en ik begon me éindelijk een beetje te vervelen. Heerlijk.
Ik zag een buizerd en ging eens op de papieren kaart kijken waar we morgen zouden kunnen gaan logeren. Er kwamen een man en een vrouw aanlopen, de weg vragen dacht ik. De man vroeg echter of ik de verhuurder was. "Was het maar waar' zei ik. Het stel had ook een huisje gehuurd zeiden ze. Ik wees naar het stationsgebouw. 'U zult daar moeten zijn denk ik'. Er bleek niemand thuis, de man ging de verhuurster bellen maar kreeg haar niet te pakken. 'Wat vreemd, jeetje, dadelijk zijn ze overboekt' zei de vrouw.. 'Maar wat er ook gebeurd, wij blijven hier mooi zitten niemand krijgt ons hier weg', zei ik. Ik ging weer lekker onderuit zitten, in de nu wel erg felle zon, de vrouw kwam aan met salade. Het stel bleef maar rond drentelen. Een half uurtje later ging de vrouw een siësta doen.
De man van het stel kwam een uurtje later aanlopen met zijn telefoon. Ik kreeg mevrouw Paalvast aan de lijn. Vervolgens voltrok zich het volgende gesprek: "Goedemiddag, met Peter'. 'Hallo met mevrouw Paalvast, wat doet u in mijn huisje, wie bent u!?'. 'Peter zei ik'. Ik vertelde dat we de vorige week het huisje hadden geboekt en noemde onze achternamen. 'Ik ken u niet', zei mevrouw Paalvast, 'ik heb deze namen nog nooit gehoord!'
'Wat doet u in mijn huisje' riep ze nog een keer. 'Familie Postma heeft voor tien dagen gereserveerd'. Gek genoeg bleef ik vrij rustig. Mevrouw Paalvast, vertelt u eens, hoe zijn we aan de code van de sleutel gekomen dan? Twintigtwintig. 'Ja dat is wel erg vreemd', bracht ze uit. 'Hoe kan dat nou, hoe kan dat nou'. Ik zette het gesprek op de speaker de vrouw was er inmiddels wakker door geworden. Mevrouw Paalvast vervolgde vervolgens in paniek: 'O nee ik zie het al, u staat op 15 julij en niet op 15 juno'. 'Aha, vervolgde ik, maar u heeft toch heel duidelijk 15 juno gezegd mevrouw'. "Nee dat kan helemaal niet' vervolgde ze 'dat kan he-le-maal niet'. De vrouw begon te grinniken. "Luister eens mevrouw Paalvast' zei ik. 'Er zijn nu drie partijen met een probleem door een foutje van u, een foutje dat u hopelijk niet meer gaat maken'. 'Ik stel voor dat wij een hotelletje gaan zoeken, dat zal rond de honderd euro kosten'. 'Als we allebei de helft betalen is het wat mij betreft opgelost'.
Het werd even stil. Eindelijk. En toen klonk weer de sirene van mevrouw Paalvast: 'O wat fijn, o wat on-geloof-lijk fijn, o wat fijn' klonk het door het huisje heen. Mevrouw Paalvast was zojuist wereldkampioene zinsherhaling geworden. Ik liep naar buiten en vertelde het grote nieuws aan de Postmaatjes. Uiteraard werd ik nu de held die de impasse doorbrak. De vrouw kwam er ook bij staan met een bakje frambozen en al snel ging het over Leeuwarden. Daar woonden de Postmaatjes. En hoe toevallig toevallig de vrouw had er vijftien jaar geleden ook gewoond met haar ex. Of het Griekse restaurant er toevallig nog zat, dat van Stavros. Die grote man met die snor. Nee, die zat er niet meer, volgens meneer Postma, was het restaurant nu van een klein vrouwtje. De Postmaatjes stelden zich vervolgens verder voor. De vrouw deelde wat frambozen uit en vroeg natuurlijk verder door. Verleden, heden en toekomst van de Postmaatjes filtsten voorbij. Mijn ouwe god zeg, dit kon nog wel uren gaan duren. Ik stelde voor om maar eens op te stappen voordat we nog te logeren werden gevraagd.
Even later klommen we wat kilometers tot aan Gulpen. Een leuk dorpje met een knus centrumpje met wat terrassen. We belandden op het terras van Kwalitaria Hazakiri, we bestelden bier en ijsblokjes en gingen in de verschroeiende hitte rondbellen. Naar huisjes en hotelletjes. Na een uurtje bellen kregen we overal nul op rekest. Eindelijk werden we bevangen door een lichte paniek. En juist toen kwam er een klein wondertje op ons pad. Met een heel erg lang verhaal kreeg de vrouw een kamer losgepeuterd bij Hotel Gulpen. Het was twintig meter verderop, de opluchting was enorm. We gingen inchecken.
Annabel, een roodharig meisje, hielp ons. Ze had tot vorig jaar in Barcelona gewoond en gewerkt en hoe toevallig de vader van de vrouw die mij lief is was in Barcelona geboren. Dus Barcelona en het leven van Annabel werd onder de loep genomen en zo ging het inchecken zeker wel een half uur duren. Ik ging maar even ergens zitten. Uiteindelijk raakten we op de derde verdieping en vonden we na wat gezoek kamer 306. Prima kamertje met een hemelbed en na een lekker bad gingen we weer eens uit eten. Bij trattoria Il Gusto, met vriendelijke serveersters uit Polen. We namen plaats op het terras, vanaf binnen klonken stokoude Italiaanse liedjes van Adriano Celentano enzo. Het deed mij denken aan de pizzeria waar ik vroeger zelf had gewerkt. Ik vermoedde mandflessen aan het plafond en visnetten, we bleven echter buiten zitten. We bestelden wat pasta, bier en ijsklontjes. Na een half uurtje vermaakt te zijn door voorbij zoevende tractoren met hooibalen kwam het eten. Erg lekkere tagliatelle. Na het eten ging ik naar binnen om af te rekenen en werd compleet verrast door de inrichting. Veel glas, heel modern en bij navraag bleek de zaak pas twee jaar te bestaan. Door het eten, de muziek en de Poolse serveersters is Il Gusto een dikke aanrader.
Rond tien uur gingen we richting de hotelkamer, we keken we nog wat voetbal en na een paar biertjes gingen we slapen. De volgende dag gingen we het ontbijt verorberen, erg sober voor honderd euro. Zelfs géén aardbeien! We checkten uit bij Annabel, ik ging er alvast bij zitten en een kwartiertje later stonden we op de stoep.
We moesten natuurlijk ook nog even een logeeradres voor de komende nacht vinden. Na talloze telefoontjes en gebedjes kwam er helemaal niets. We werden het behoorlijk zat en bespraken al de mogelijkheid om de trein vanaf Maastricht te pakken, naar huis. Met een laatste wanhoopspoging kwam ik in gesprek met mevrouw Tilanus. Mevrouw Tilanus had wél een kamer beschikbaar en was erg enthousiast. Het huisje stond in Mheer, een kleine tien kilometer verderop. Ik sprong op en maakte wat juichbewegingen, het geluk was aan onze zijde. 'We hebben een kamer', brulde ik. Een man met een rollator keek mij meewarig aan. De vrouw maakte een vreugdedansje. We wekten het knopenmeisje, programmeerden het adres en gingen op pad. Op naar Mheer.
Dag 5 en 6- slot
Een klein uurtje elektrofietsen was het volgens het knopenmeisje, naar het mysterieuze Mheer. We konden om drie uur 's middags inchecken bij mevrouw Tilanus, dus we hadden alle tijd om te genieten van het zonovergoten Limburg. We besloten om nu eens een toeristische trekpleister te gaan bezoeken. De militaire begraafplaats van Margraten alwaar duizenden gesneuvelde Amerikanen zijn begraven. Vanaf Gulpen was het slechts zeven kilometer rechtuit langs de N278 maar natuurlijk kozen we voor de toeristische route waardoor we alsnog een keer of vier verkeerd reden. Uiteindelijk vonden we het dankzij de aanwijzingen van een vriendelijk snackbarmeisje. Het was half elf en inmiddels al bloedverziekend heet. De vrouw ging al snel alleen aan de wandel om foto's te maken. Ik ging via een namenwand, waar ook werd uitgelegd hoe dapper en geweldig de Amerikanen waren, op zoek naar wat schaduw. Uiteraard was er nergens schaduw of een bankje en was de vrouw in geen velden of wegen te vinden. Na twintig minuten kwam ze aansjokken en liet mij foto's van graven zien op haar telefoon. Indrukwekkend.
De grafstemming raakte er goed in. 'Ik ben er even klaar mee liefje', zei ik. 'Kom dan gaan we water zoeken'. In Limburg ligt het water voornamelijk in de supermarkt, dus het werd uiteindelijk een bezoekje aan de Spar in het gehucht Banholt. De vrouw ging vervolgens ook nog even wat God verzoekende altaartjes op de kiek zetten.
We doken na Banholt een afdaling in en belandden al snel bij het kasteel van Mheer, daar moesten we natuurlijk wel selfies bij maken. Het was wederom boven de dertig graden. We fietsten intussen al langs ons logeeradres maar waren ditmaal een keer twee uur te vroeg en gingen dus maar de buurt verkennen. De buurt bestond voornamelijk uit voorspelbare heuvels.
Ergens tussen het heuvelgekut kwamen we camping Grensheuvel tegen. 'Misschien hebben die een zwembad', riep de vrouw optimistisch. We besloten om de camping maar gewoon op te lopen met de fiets. Doodgemoedereerd zwierven we het terrein over, de vrouw groette verbaasd kijkende mensen goedendag. De camping was steil en niet geschikt om rond te fietsen dus we sleepten de bakbeesten met ons mee op zoek naar een zwembad of een meertje. Het uitzicht op de heuvels was fantastisch maar daar waren we niet voor gekomen. Water wilden we, water.
Na een half uurtje zwerven in zweet zat ik al redelijk tegen hallicuneren aan. We kwamen weer in de buurt van de receptie van de camping. Er stond een toiletgebouwtje met waterkraantjes, we staken onze oververhitte koppen minutenlang onder het water. Ik voelde mij als een te lang gebruikte kameel. Dit rondje camping was ook al niet het beste idee van de vakantie geweest. We vulden twee lege spaflessen met water en reden weer terug naar de hoofdweg. Daar aangekomen ging de weg weer steil omhoog, na een metertje of vijftig zag ik een grote zwarte plastic bak op de weg liggen. We stopten om te kijken. Bij de bak was een weide met twee paarden die bij een andere zwarte plastic bak stonden. Er zat geen druppel water meer in de bak. Dat vonden we wel heel erg zielig en we werden plaatsvervangend boos op de eigenaar van de paarden. Gelukkig hadden we dus net twee flessen water gevuld en ik goot de flessen in de grote plastic bak. De paarden hinnikten wat en gingen drinken. We waren te goed voor deze wereld. Na een paar seconden kwamen er nog een stuk of tien paarden kijken. Om nu heen en weer te rijden om nog meer water te halen op de camping vonden we net wat overdreven.
Het gevolg was dat we zonder aanloopje de heuvel op moesten klimmen wat maar ternauwernood lukte. We gingen vervolgens weer met piepende remmen naar beneden en kwamen weer langs ons logeeradres, een half uur te vroeg.
Ik ging alvast stiekem even door de gordijntje kijken en zag een enorme gedaante stofzuigen, we waren dus echt nog te vroeg en tevens weer eens uitgedroogd. Iets verderop zat een café. Café Quanten. We parkeerden onze Stella Lady's en bestelden uiteraard bier met een paar glazen ijsklontjes ernaast. We koelden onze nekken, polsen en voeten. Een half uurtje later gingen we maar eens aanbellen bij mevrouw Tilanus. Ze deed open. Een hele grote mevrouw. Haar vakwerkershuisje zag er weelderig uit met veel groen rondom. Ze leidde ons naar de achterplaats, we parkeerden de fietsen en kregen een rondleiding door de biologische tuin met een walnotenboom als pronkstuk. De vrouw begon direct aan haar interview en mevrouw Tilanus was al snel op stoom. Ook haar stem was groot. Ik ging er maar weer eens versufd bij zitten.
Mevrouw Tilanus was weduwe en was vroeger een meneer geweest. Ze had ook een watermolen in Duitsland en was teveel om op te noemen geweest. Een spraakwatermolen volgde. Ik stond op en ging alvast uitpakken en douchen. Na het douchen kwam ik terug, de vrouw was nog steeds aan het praten met mevrouw Tilanus, ze waren aan een grote tafel buiten gaan zitten. Ik ging er maar bijzitten. Na een kwartiertje kwamen twee mannen de tuin inlopen, nog twee andere logé's. Wandelaars, dat zag je zo. Allebei met een rugzak, een hoed en één van hen had een ingewikkelde wandelstok. Ze begroetten ons en stelden zich voor. Herman en Toon. De vrouw ging er via de eerste vraag met een gestrekt been in, 'zijn jullie een setje' vroeg ze.
De mannen keken verbolgen, ze bleken collega's die wel vaker samen gingen wandelen. 'Dat vind ik altijd griezelig, collega's die in hun vrije tijd ook nog intense dingen gaan doen', liet ik mij ontvallen. De toon was gezet maar de mannen bleven maar vriendelijk wat ik nog griezeliger vond. Mevrouw Tilanus ging naar de walnotenboom en wat onkruid wieden zei ze. Toon was de man met de stok, hij legde een half uur lang uit hoe hij die stok had gemaakt.
Het bleek een goastok te heten, heel bijzonder. Het was gemaakt van een tak die was omwikkeld door kamperfoelie. Jarenlang had Toon gezocht in de bossen rond Happerveen totdat hij de juiste stok had gevonden. Daarna vertelden hij over hun wandeling van vanmiddag. Dertig kilometer in de brandende zon, onderweg hadden ze nog ergens aardbeienvlaai gegeten en bij mensen aangebeld voor water. Water was te zwaar om mee te nemen. 'En dat noemen jullie sport' zei ik, 'heel langzaam lopen, wat water bedelen bij nietsvermoedende mensen en wat vlaai eten op een terrasje'. De vrouw ging nog wat verder in discussie. Ik fietste vervolgens nog even naar de Spar in Banholt en koos aldaar voor een streekgerecht, Babi Pangang met echt Limburgs varkensvlees. Triomfantelijk kwam ik met liters bier, wijn en water terug en ging koken. De mannen gingen naar boven, lekker vroeg naar bed. Mevrouw Tilanus ging er ook vandoor zei ze, ze ging naar een feestje van vrienden met een korenmolen. We vroegen of we nog een nachtje bij konden boeken. Gelukkig kon dat! We besloten dat we dan zaterdag met de trein vanaf Maastricht terug zouden gaan.
De volgende dag gingen we weer vroeg op pad. We hadden op de kaart een zeldzame blootloperij gevonden aan het water. Rond tien uur reden we richting Maastricht, naar naturistenterrein 'De Maasplassen', een klein perceeltje grond naast een grindgat vol water. Eindelijk ogenschijnlijk schoon water in Limburg waar we in konden. We kwamen na wat dwalen langs overvolle vuilcontainers op een ranzige parkeerplaats in een soort wildernis terecht. Na wat rondvragen belandden we uiteindelijk bij een groot hek. We belden hoopvol aan. Een man in een groene mankini gekleed naderde de poort, hij leek verdacht veel op filmster Borat. 'Komen we op een filmset terecht' fluisterde ik. De man vertelde met een onnavolgbaar accent dat het terrein pas om één uur open ging voor daggasten. We moesten dan weer aanbellen en vragen naar Jean. Het was al weer reteheet maar we zagen om ons heen kijkend perspectief en vonden een klein strandje iets verderop. We namen plaats naast een wat ouder stel op tuinstoelen waarvan de man heel veel op de oude Belgische volkszanger Eddy Wally leek. Hij had prachtig zwart geverfd haar en zat neuriënd naast een graatmagere vrouw. 'Nu even niets aan die mensen gaan vragen liefje', zei ik tegen de vrouw. 'Gewoon lekker kijken, misschien gaat hij zo nog zingen'. De vrouw liep al snel het water in, het water lag vol met kroos en takken. 'Is het water lekker', riep ik. Zoals gebruikelijk vond de vrouw het geweldig. Ik keek om mij heen, lege bierblikjes, watervolgelstront en pluisjes. Waar hadden we dat eerder gezien. Uiteindelijk werd het te warm om niét het water in te gaan. Ik liep het water in en stond al snel tot aan mijn enkels in de modder, te genieten. We bleven tot één uur op het strandje en Eddy ging uiteindelijk niet zingen. Om tien over één meldden we ons aan de poort van 'De Maasplassen'.
We belden aan, er werd open gedaan door Jean, een vriendelijke blote man met een buikje, na het betalen van zestien euro entree mochten we een mooi plekje uitkiezen op het malse gras. We konden eindelijk met onze blote tokus het water in via een piepklein strandje. Er was zelfs een kantine op een ponton in het water. De vrouw ging eerst maar wat lezen onder een parasol, ik hobbelde alvast naar het strandje. Even later stond ik tot aan mijn buik in het water en keek triomfantelijk om mij heen. Dit hadden we toch maar mooi bereikt, die zeldzame plek in Limburg waar je ongestoord én zelfs naakt kan zwemmen. Het was hier redelijk schoon, geen blik, pluisjes of stront. Dit was genieten, ik liep tot aan mijn borst het water in.
Vanuit een rietkraag kwamen twee zwanen aanzwemmen. Eerst rustig en toen steeds iets vlotter kwamen ze mijn kant op, tot ze op een metertje of drie genaderd waren. Ze versnelden nu nog meer. Mijn ouwe god, nu dit weer. Ik liep rustig maar resoluut achteruit het water uit. 'Ze doen niks hoor', zei een vrouw met grijze krullen lachend. 'Ze komen hier af en toe even op het strandje in het zonnetje liggen'. Ik ging vervolgens toch maar naast de vrouw liggen. Een half uurtje later waren de zwanen verdwenen, ze hadden ook nog even lekker zitten kakken. Harry, een man met een enorme balzak haalde een rood harkje tevoorschijn en verzamelde de zwanenkak op een krant. 'Die zwanen komen hier een paar keer per dag', zei hij. 'Er komen ook vaak ganzen dan heb ik het nog veel drukker met de hark, ik verveel me hier nooit'.
Ik besloot om maar eens een broodje te halen op de kantineboot. Ik checkte de menulijst en zag al snel het broodje kroket. 'Mag ik twee broodjes kroket, Jean?', vroeg ik enthousiast. Jean zei: 'broodjes kroket hebben we niet op donderdag'. 'Waarom niet op donderdag', antwoordde ik verwonderd. 'Dan werk ik' zei hij, 'ik doe niet aan frituur'. Ik keerde terug bij de vrouw met twee kleffe broodjes kaas. De vrouw was in gesprek met een stel uit België. 'In België kun je nergens naakt verpozen', zei de man van het stel, nou allé dan alleen in Bredene'. Na talloze koetjes en kalfjes ging ik het water maar weer eens in. Ik raakte aan de praat met Tom, een grijze zeventiger. Hij had vroeger een kinderkledingwinkeltje gehad in Dordrecht. Hij ontwierp dat zelf en liet het dan maken in Parijs maar dat was lang geleden uiteraard. Nu woont hij in Brunsum. Daarna ging het een kwartiertje over electrische fietsen.
Uit mijn ooghoek zag ik twee ganzenfamilies naderen. Vier grote ganzen met zo'n twaalf jonge ganzen ertussen. 'Die komen even zonnen op het strandje', zei Tom, en jawel, even later lag de hele kolonie op het strandje. Ik liep de kantineboot maar weer in en besloot om vandaag maar eens een keer vroeg aan het bier te gaan. Ik plofte neer met het bier naast de vrouw. 'Leuk he, die jonge gansjes', zei de vrouw, 'smeer maar even mijn rug in'. Een half uurtje later waren de ganzen verdwenen en was Harry weer verschenen. Het strandje was nu bezaaid met ganzenkak, fluitend ging Harry weer aan de slag met zijn harkje. Hjj bukte nog wat voorover, zijn klokkenspel slingerde vervaarlijk heen en weer. Ik ging nog maar een keer het water in voordat de zwanen weer terugkeerden, nu ging de vrouw ook mee. Er kwamen steeds meer mensen het water in en de vrouw was al snel met iedereen in gesprek. Ik keek de verte in, naar het strandje waar we vanmorgen nog zaten, het was nu afgeladen. Scooters redenaf en aan, rook steeg op vanaf barbeques. Volgens Harry allemaal studenten van de nabij gelegen universiteit. 'Die jongeren maken er echt een zooitje van', zei Harry. Daar valt niet tegenop te harken. We bleven nog wat nagenieten van het gehark van Harry totdat we na drie broodjes kaas echt honger kregen. Na een hartelijk afscheid vertrokken we weer richting Mheer. We passeerden het eerste strandje wat nu een kakofonie van ghettoblasters, scooters en schreeuwende jongeren vormde. En dan moest de nacht nog aanvangen, licht hoofdschuddend fietsten we langs de meute. Onderweg trok ik optimistisch mijn shirt uit, we reden een stukje met een rotgang door een bos heen en ik werd al snel aangevallen door een aantal muggen. Voordat ik weer iets aan kon trekken was ik al aardig lek gestoken. Ongelooflijk. Even later kwamen we langs de Spar en de vrouw sloeg maar weer eens bier, wijn, water en pasta in. Ik bleef buiten en stond een kwartiertje te wachten in een schaduwtje. De jeuk begon zich al te manifesteren. Na een tijdje krabben kwam de vrouw eindelijk tevoorschijn. Ik trok mijn shirt weer aan en we gingen met een rotgang verder richting ons huisje. De wandelaars zaten in de tuin. Ik dook direct de keuken in en ging ravioli met champignons en sla maken.
De vrouw ruimde de rest van de boodschappen in en ging vervolgens weer met onze wandelvrienden kletsen. Ik hoorde flarden over Santiago de Compastella, sandalen, kinderen, kerkuilen en Twente. Het ging werkelijk alle kanten op, intussen ging ik de televisie alvast aanzetten. Oranje moest weer voetballen. En ja hoor, natuurlijk. De televisie bleek alleen maar Limburgse zenders te ontvangen waardoor we het voetballen maar op mijn telefoontje gingen kijken. Het was inmiddels 21.00 uur en nog steeds snikheet. De wandelaars namen afscheid en gingen naar bed. Ik pakte wat theedoeken en een afwasteil met water en ijsblokjes. Voetjes in het teiltje, natte theedoekjes in de nekjes, biertje in de knuisten, telefoontje op de JBL speaker, zo keken we naar het voetbal. Oranje had wéér gewonnen en ging door op het EK, tegen twaalven gingen we naar bed, morgen mochten we gelukkig naar huis.
De volgende ochtend werden we vroeg wakker en vertrokken naar Maastricht. Vlak voor Maastricht raakte een bij verstrikt in het haar van de vrouw. Ze sloeg het dier uit haar lokken en de bij stook in haar hand. Na het uitzuigen van het bijengif was er niet veel meer aan de hand. We bereikten Maastricht en vonden het een mooie stad, met heel veel water. Na een terrasje op het Vrijthof tilden we de Stella Lady's op Maastricht Centraal de trein in, met een vloek en zucht, zelfs de fietsen leken opgelucht.